Ik ben een fervent voorstander van de transitie jeugdzorg. Het huidige jeugdzorgstelsel is ziek van teveel bureaucratie en te weinig samenwerking. Eén van de oorzaken is de versnipperde verantwoordelijkheid en financiering in het huidige systeem. Daar maakt de transitie een einde aan. Gemeenten worden integraal verantwoordelijk en krijgen daarvoor een ontschotte doeluitkering ter beschikking. Zo komt er een einde aan de vele perverse financiële prikkels in het huidige stelsel. Prikkels die de zo noodzakelijke inhoudelijke innovatie in de jeugdzorg belemmeren. De transitie is een onmisbare hefboom voor de transformatie.
Er is sprake van een historisch politiek besluit, gesteund door een brede, meerdere kabinetsperiodes volgehouden, meerderheid in het parlement. Een uniek besluit, omdat de toekomst van de jeugdzorg in feite is gedepolitiseerd. En dat was hard nodig. Zo kan de zieke jeugdzorg nu eindelijk eens duurzaam genezen, in plaats van voort te modderen van de ene half-afgemaakte, door belangenstrijd gedomineerde en daardoor mislukte, reorganisatie naar de andere.
Met alleen de transitie zijn we er niet. De gewenste verbetering van de kwaliteit van de jeugdzorg in combinatie met forse besparingen, wordt alleen gerealiseerd wanneer gemeenten er in slagen om het gedachtegoed van de transformatie ook in de praktijk te brengen. Omdat gemeenten in het nieuwe stelsel failliet kunnen gaan aan de kosten van onnodige bureaucratie en gebrekkige samenwerking, maar ook veel geld kunnen verdienen, zal die transformatie er uiteindelijk komen. Om van de transformatie een succes te maken, is er meer nodig dan alleen een financiële prikkel. Gemeenten zullen deskundig opdrachtgever moeten worden. En juist op dit punt zijn er grote zorgen. Lees de rapportages van de onafhankelijke Transitiecommissie Stelselherziening Jeugdzorg er maar eens op na. De voorbereiding is veel te traag verlopen en de meeste gemeenten zullen onvoldoende voorbereid aan de startstreep verschijnen, met als risico dat kinderen in de knel tussen wal en schip gaan vallen.
Dit is natuurlijk onacceptabel, maar de verloren tijd is niet meer in te halen. De deadline van 1-1-2015 staat als een huis. Terecht overigens. Uitstel zou leiden tot verlies van momentum en afstel van deze historische kans om kwetsbare kinderen blijvend veilig te laten opgroeien. De tijdsklem is daarmee niet minder zorgelijk geworden. Wat te doen? Gemeenten doen er verstandig aan om richting jeugdinstellingen zo snel mogelijk helderheid te bieden over de budgetten. En te kiezen voor een meerjarig overgangsregime, de zogenaamde zachte landing. Jeugdinstellingen doen er verstandig aan om niet defensief af te wachten maar gewoon aan de slag te gaan met het implementeren van het transformatiegedachtegoed in de eigen organisatie. Beide partijen doen er verstandig aan om hierin gezamenlijk op te trekken. Niet zozeer in een onderhandelingsproces, maar in een gezamenlijk leerproces. Waarin de uitvoeringslogica van de jeugdinstellingen en de beleidslogica van de gemeenten elkaar versterken in plaats van bevechten. Een leerproces waarin gemeenten leren deskundig opdrachtgever te worden. En jeugdinstellingen leren innovatief opdrachtnemer te worden.
“Jeugdinstellingen leren innovatiefopdrachtnemerte worden.”
Zo’n gemeenschappelijk leerproces wordt alleen een succes als afscheid wordt genomen van papieren exercities en ivoren toren-aanbestedingstrajecten.
De transformatie slaagt enkel wanneer die in kleine stapjes, experimenterend in proeftuinen, wordt aangepakt. Waarin complexiteit als oplossing, in plaats van als probleem wordt gezien. Complexe problemen vergen complexe oplossingen. Succesvolle experimenten worden alleen duurzaam opgeschaald als ze worden ingerold in plaats van uitgerold. Dat betekent bijvoorbeeld voor sociale wijkteams dat elk team in staat is zelf het wiel opnieuw uit te vinden. Want je begrijpt het pas als je het zelf diepgaand ervaren hebt. Deze werkzame principes zijn niet anders voor Amsterdam dan voor Tilburg of Aalburg. Toepassing ervan zal als vanzelf leiden tot de maatwerkoplossingen die passen bij de betreffende biotoop. De transformatie wordt alleen een succes als alle betrokkenen elke dag weer, bij elke actie en beslissing, stilstaan bij de werkvraag: welke bijdrage wordt er geleverd aan de blijvend veilige ontwikkeling van het kwetsbare kind en gezin in kwestie? Kort gezegd: “de Bedoeling”. Als daarop geen bevredigend antwoord kan worden gegeven, is er sprake van verspilling. En moet die compromisloos worden opgeruimd. Met rugdekking van jeugdzorgbestuurders en politieke opdrachtgevers. Voor deze manier van transformeren moet de tijd genomen worden. En dat kan ook. Er is al mee begonnen, of er kan nu mee begonnen worden. En het kan na 1-1-2015 nog een paar jaar doorlopen.
Door de opgelopen achterstand ten aanzien van de voorbereiding, is de ideale transitie niet meer haalbaar. Maar het tussen wal en schip belanden van kinderen in de knel kan nog steeds voorkomen worden. Vanuit de insteek: als het niet kan zoals het moet, dan moet het maar zoals het kan. Zolang we maar scherp voor ogen houden waarom we ook alweer aan de hele operatie waren begonnen: het blijvend veilig opgroeien van kinderen die de pech hebben, geconfronteerd worden met opvoedkundige onmacht en/of persoonlijke psychiatrische stoornissen. Aan de frontlijnprofessionals zal het niet liggen. Die hunkeren er met passie naar om het verschil te maken voor kwetsbare kinderen en hun deskundigheid te laten ontketenen. Met de transitie en transformatie als katalysator.