Rudy van Gorkum begeleidt alleenstaande minderjarige vluchtelingen bij Sterk Huis in Midden-Brabant. Achter het machogedrag van de gevluchte Hamza zat een heel verhaal.
“Ik had een slaapdienst. Hamza was nieuw op de groep. Uit het dossier van het asielzoekerscentrum wist ik dat Hamza moslim was, uit oorlogsgebied kwam en dat zijn ouders waren vermoord. In het dossier stond verder dat hij pittig kon zijn en vaak haantje de voorste was. Die informatie neem ik meestal met een korreltje zout, want ik gun jongeren een nieuwe start.
Jongeren moeten om elf uur naar hun kamer. Daar wees ik ze die avond op. De sfeer op de groep was opgefokt. Opeens stond er een hele brutale Hamza tegenover me, niet aan te sturen. Ik ben vrij groot. Als ik ga staan heb ik een natuurlijk overwicht. Ik ben geen zeikerd, maar als ik een grens stel is dat bijna altijd voldoende. De anderen gingen wel naar hun kamer, Hamza niet. Die eerste avond heb ik hem direct een flinke uitbrander gegeven.
De meeste jongeren kijken in het begin de kat uit de boom. Hamza zette meteen een persoonlijkheid neer: dit ben ik en hiermee heb je te dealen. Hij was bij veel incidenten betrokken. Vechtpartijtjes, ruzie met de buurman, ruzie over de televisiezender. Op school gebeurde hetzelfde. Hij luisterde niet naar docenten, liep de klas uit wanneer hij er zin in had. Na enkele maanden werd hij geschorst, hij had het brandalarm aangezet. Machogedrag, soms clownesk.
‘Als hij me nodig heeft, weet hij me te vinden’
Na een tijdje zagen we Hamza veranderen. Hij trok zich terug, werd stiller, ging niet meer op stap en sloot hij zich op in huis. In de zomer sprak hij met zijn voogd over zijn grote geheim. Hij worstelde met zijn geaardheid en was doodsbang. Zijn voogd vroeg hem welke mentor hij hierover in vertrouwen zou willen nemen. Hij koos mij. Het raakte me. Ik kom uit een dorp en moest ook ooit uit de kast komen. Tegelijkertijd besefte ik hoe zwaar het voor hem moest zijn. Hij komt uit een cultuur waar jongens die op jongens vallen van iets hoogs afgegooid worden en doodgaan. Dat was zijn referentiekader.
Ik heb Hamza nooit verteld dat ik homo ben, maar we hebben veel gepraat. Ik kon hem meegeven dat Nederland anders denkt over homoseksualiteit, dat hij zich hier veilig kan voelen en zichzelf mag zijn. Ik kon wijzen op clubs en organisaties die opkomen voor homobelangen. Hij voelde zich gehoord en opgelucht. Er kwam een lichtpuntje in zijn leven. Hij was nog niet blij, maar kreeg langzamerhand perspectief. Hij werd relaxter en zat minder met zichzelf in de knoop, al bleven er onderwerpen waar hij mee zat: “Hoe moet ik aan een kind komen? Hoe kan ik een gezin stichten?”
Hamza ging voor zichzelf vechten. De kracht die in zijn opstandigheid zat, zette hij voortaan in om zijn eigen leven vorm te geven. Als jongeren achttien jaar worden, moeten ze weg bij ons. In Tilburg had hij recht op huisvesting. Maar in Tilburg zou hij nooit zichzelf kunnen zijn, vreesde hij. Hij was bekend bij teveel jongeren en zou als moslim nooit kunnen uitkomen voor zijn geaardheid.
Het vinden van een veilige woonplek werd een lange zoektocht. Ik nam hem mee naar Secret Garden in Amsterdam, een stichting die zich onder andere inzet voor homoseksuele moslimvluchtelingen. Lieve mensen daar, maar Hamza voelde zich doodsbang in de drukte van de hoofdstad. Ik bespaar je alle bureaucratische en juridische regelgeving rond taakstelling, onderwijs, voogdij enzovoort. Toen alles opties op niets uitliepen, dreigde voor hem de daklozenopvang. Uiteindelijk stapte Hamza zelf naar het juridisch loket. De advocaat zag nog één mogelijkheid: terug naar het asielzoekerscentrum en van daaruit proberen naar een andere stad te gaan waar hij een nieuwe start kon maken. Het COA had wettelijk gezien een taak, dus schreef Hamza een brief.
Hamza moest weken wachten op antwoord. Uiteindelijk kreeg hij positief nieuws. Hij kon naar het AZC in de stad die hij wilde. Anderhalve maand later had hij een appartementje en ging hij weer naar school. Geweldig! Anderhalf jaar geleden sprak ik Hamza voor het laatst. Ik zag een jongen die beter in zijn vel zat. Via via hoor ik af en toe wat over hem. Hij is er nog niet en heeft nog een hele weg te gaan, maar zolang ik niets rechtstreeks van hem hoor gaat het nog goed. Als hij me nodig heeft, weet hij me te vinden.
Toen duidelijk werd dat Hamza worstelde met zijn geaardheid vielen alle puzzelstukjes op zijn plek. Zijn machogedrag kwam voort uit de worsteling met zichzelf. Ik heb bij homobelangenorganisaties gewerkt en nota bene een training geschreven voor onderwijs- en zorginstellingen over het herkennen van signalen bij jonge LHBT-ers. Dat wij als hulpverleners alle signalen gemist hebben, is voor mij de grootste eyeopener geweest.”